Stel dat je weet dat je man, in jouw ogen de beste man ter wereld, tijdens een militaire missie gruwelen heeft begaan die je voor onmogelijk houdt. Maar je kan het voor jezelf niet ontkennen, je hebt de bewijzen met je eigen ogen gezien. Als die man dan terug naar huis komt, aan je keukentafel komt zitten, naast je in bed ligt, wat voel je dan? Wat doe je dan? Hoe ga je daarmee om?
Stel, je bent de dochter. Je hebt een vaag vermoeden waarom je vader na zijn missie in de gevangenis is beland. Het fijne weet je er niet van. Maar nu, net voor zijn thuiskomst, smijt je moeder alles wat ze weet op de keukentafel. Hoe zou jij dan reageren?
Moeder en dochter maken ons deelgenoot van hun twijfel, van hun angst. Ze mijmeren over vroeger, halen mooie en minder fraaie herinneringen op, doen het relaas van zijn vernederende terugkeer van het front.
Maar die man is een militair, een soldaat. Dan zou je toch kunnen stellen dat hij die feiten heeft gepleegd “tijdens zijn werkuren” in opdracht van een hogere macht? Maar wat is gelegitimeerd geweld? Waar ligt de grens?
“Liefde” is een ‘filosofische’ tekst die uitnodigt om na te denken over de tijd waarin we leven. Hoewel oorlogsmisdaden, geweld tegen onschuldige burgers, altijd hebben bestaan, domineren die gruweldaden sinds de Russische inval in Oekraïne weer het nieuws.
“Liefde” gaat niet over de gruwel maar over angst en over liefde. En hoe die twee vaak op hetzelfde neerkomen, soms zelfs synoniemen zijn.
Doorgaans zijn we gefixeerd op de schuldigen. Maar laat ons deze keer kijken naar de mensen die met die schuldigen willen of moeten samenleven. Is dat veerkracht? Is dat een blijk van vergiffenis? Neem je bewust een monster in huis?